menu
Inloggen
Online oefenen
  • Over schrijfwijzer
    • Over de auteur
    • Over het boek
    • Schrijfwijzer voor het onderwijs
  • Taalvragen
    • Top 33 taalvragen
    • Spellingkwesties
    • Verwarwoordenboek
    • Tekstanalyse
    • Vaktermen
    • Videocolleges
  • Schrijfwijzer online
  • Oefeningen

Vaktermen

Zowel in de Schrijfwijzer als op deze website is het gebruik van vaktermen zo veel mogelijk vermeden. Waar nodig is direct beknopt uitleg gegeven. Wanneer de uitleg onvoldoende is, kan deze lijst mogelijk uitkomst bieden. Let op: het gaat om vereenvoudigde definities.

Voorzetseluitdrukking

Een woordgroep (van drie delen) die de functie heeft van een voorzetsel: door middel van, naar aanleiding van, met betrekking tot.

Voorzetselvoorwerp

Een zinsdeel dat begint met een voorzetsel dat bij een werkwoord hoort. Vergelijk De directeur staat op het plein en De directeur staat op gehoorzaamheid. In het tweede voorbeeld is op een vast voorzetsel bij staan.

Vragend voornaamwoord

Een voornaamwoord dat als vraagwoord dient: wie, wat, waar, hoe, wanneer, welke.

Wederkerend voornaamwoord

Een voornaamwoord waarmee wordt verwezen naar het onderwerp van de zin: Jan wast zich(zelf) . Andere vormen van zich zijn: mij, je, u, haar, ons, jullie.

Wederkerend werkwoord

Een werkwoord dat gecombineerd kan worden met zich of een ander wederkerend voornaamwoord: zich scheren, zich vergissen.

Wederkerig voornaamwoord

Een wederkerend voornaamwoord met de betekenis 'wederzijds': Zij helpen elkaar (of elkander).

Werkwoord

Een woord dat een handeling, gebeurtenis, proces of toestand aanduidt: werken, vullen, zitten. Van een werkwoord kan, op een enkele uitzondering na, een persoonsvorm gemaakt worden met ik, jij, hij, enz. Werkwoorden kunnen sterk (onregelmatig), zwak (regelmatig), onvolledig, samengesteld, wederkerend en wederkerig zijn. Als het werkwoord geen hulpwerkwoord of koppelwerkwoord is, is het een zelfstandig werkwoord.

Werkwoordelijke uitdrukking

Een vaste woordcombinatie met een werkwoord als kern: Op de kast jagen. In het geweer komen tegen.

Werkwoordstijden

Het werkwoord kent acht tijden.

onvoltooid tegenwoordige tijd ik loop  
onvoltooid verleden tijd ik liep  
voltooid tegenwoordige tijd ik heb gelopen  
voltooid verleden tijd ik had gelopen  
onvoltooid toekomende tijd ik zal lopen  
onvoltooid verleden toekomende tijd ik zou lopen  
voltooid toekomende tijd ik zal gelopen hebben  
voltooid verleden toekomende tijd ik zou gelopen hebben  

Woordgeslacht

Het grammaticaal geslacht van een zelfstandig naamwoord: mannelijk (de auto), vrouwelijk (de boederij), onzijdig (het huis).

« Vorige1....1516171819Volgende »
banner

Contact


Uitgeverij Boom
Prinsengracht 747
1017 JX Amsterdam
info@schrijfwijzer.nl
088-0301000

Jan Renkema

www.janrenkema.nl
© 2009 - 2025 Boom uitgevers Amsterdam • Privacy policy • Algemene voorwaarden
 
Vorige
Volgende
1 van 1 resultaten.