De woorden verschillen in betekenis.

 

meer              

water omringd door land

 

Je hebt bij aardrijkskunde vroeger heel goed opgelet als je weet dat de Kaspische Zee het grootste meer van de wereld is.

 

plas                

meer, ontstaan door afgraving (turf, delfstoffen); regenwater dat blijft liggen, gestort vocht

 

De Loosdrechtse Plassen vormden oorspronkelijk een veengebied dat niet geschikt was als landbouwgrond.

 

We moesten na de regen langs een zandpad vol met plassen.

 

Dat zijn weer die mannen, altijd ergens hun plasje over willen doen!

 

poel                

klein, ondiep, stilstaand, vaak troebel water

 

In dat natuurgebied hebben ze speciaal poelen aangelegd om de libellen extra leefgebied te geven.

 

ven                 

ondiep meertje met wisselende waterstanden, doorgaans op heidegrond

 

Nederland telt zo’n vierhonderd vennen of heidemeertjes, de mooiste liggen bij Oisterwijk.

 

vijver             

kunstmatig aangelegd meertje

 

De hengelsportvereniging drong bij de gemeente aan op extra visvijvers.

 

De onderscheidingen zijn duidelijk, maar onze taal laat zich daarin niet steeds vangen. Het woord poel bijvoorbeeld kan ook figuurlijk gebruikt worden in een poel van onheil. En plas kan zelfs ‘Atlantische Oceaan’ betekenen, zoals het boek Trekkers over de Grote Plas bewijst.