De woorden worden door elkaar gebruikt, maar er is soms een nuanceverschil.

 

echt               

werkelijk, heeft eerder betrekking op de realiteit

  • Deze gracht wordt binnenkort gedempt.  – Is dat echt zo?

 

heus               

werkelijk, heeft eerder betrekking op een overtuiging; informeel voor ‘echt’

  • Je gaat de fout in met deze aanpak. Heus, geloof me nou maar.
  • Je hebt gratis aanbiedingen. Maar niet heus, want achteraf moet je toch betalen.

 

Het gaat bij beide woorden om de relatie met de werkelijkheid. Maar bij echt gaat het eerder om feiten en bij heus eerder om overtuigingen. Het woordje echt heeft ook nog andere betekenissen, bijvoorbeeld als versterking in Je gaat echt de fout in. Of in de betekenis ‘typisch’: echt iets voor jou. Dit is echt iets om nog uit te zoeken.

 

Nog een aardig detail. We hebben onecht als het tegenovergestelde van echt. Maar hoe zit het met onheus, zoals in iemand onheus bejegenen? Hoe komen we aan de betekenis ‘onhoffelijk’? Welnu, in heus zit het woord ‘hoffelijk’ voor ‘wellevend’, zoals aan het hof, waar men beschaafd of ‘hoofs’ met elkaar omging. Uit dat beschaafd zijn daarna de aspecten eerlijkheid en oprechtheid bewaard gebleven in heus. Dit is echt waar, dus niet: dit is heus waar. Want dan zou ik u proberen te overtuigen, terwijl deze kennis gewoon te vinden is in etymologische woordenboeken. Daar zou u echt eens (meer) in moeten grasduinen! Hè, vreemd. Nu bedoel ik te overtuigen, maar heus klinkt hier echt niet zo goed.