Deze bewegings-werkwoorden hebben elk hun eigen betekenisaspect.

 

kuieren         

langzaam wandelen, op je gemak

Na eerst wat te hebben gekuierd ben ik steeds sneller gaan lopen, omdat ik bang werd om te laat te komen.

 

slenteren       

langzaam lopen, zonder doel en soms ook een beetje lusteloos

  • In de hete middagzon slenterden enkele toeristen rond het dorspleintje.
  • Kuieren is toch meer voortbewegen of wandelen, en slenteren ziet alleen op het lopen, het ene been voor het andere zetten.

 

Zo mooi! Onze taal heeft ook een woord voor: ‘langzaam-heen-en-weer lopen-vaak-met-wat- kleinere-passen-en soms-dan-ook-nog-afwachtend’. Dat noemen we drentelen. Zoals in Daklozen drentelden al voor de ingang in afwachting van een maaltijd. O ja, dus heen en weer drentelen is dan een pleonasme, bedoeld om het heen-en-weer te versterken. Nog mooier! Ook kuieren, het ‘ontspannen wandelen’ is vaak niet voldoende om alle nuances uit te drukken. Als een kuierende monnik een gebedenboek in de hand heeft, dan heet het brevieren. En als je jezelf wilt laten zien en gezien wil worden, dan heet het flaneren. Maar als je onrustig of boos heen en weer beent, dan heet het ijsberen. En dan heb je ook nog schrijden (plechtig), struinen (zoekend). Nee, stiefelen (van stiefel voor laars) doet niet mee. Dat zijn van die grote en zware passen, dat is het tegenovergestelde van kuieren. Maar er komen vast nog meer synoniemen bij u op als u zich even gaat vertreden of een blokje om gaat.