De woorden verschillen in sterkte.

 

blussen          

uitmaken van een vuur (vlammen); vocht toevoegen tijdens verhitting, bijvoorbeeld om verbranding te voorkomen of te verminderen

  • Vlam in de frituurpan? Blus dan niet met water!
  • Je kunt tijdens het braden water toevoegen, maar je kunt ook (af)blussen met rode wijn.
  • Gebluste kalk krijg je door water te laten reageren met de kalkpoeder die ontstaat bij het verbranden van kalksteen.

 

doven            

(laten) ophouden met branden (vuurtje, gloed, licht)

  • Je moet altijd de kaarsen doven voor je een vertrek verlaat.
  • Betelgeuze, een van de bekendste sterren, lijkt langzaam te doven.
  • De dood is niet het doven van het licht, maar het uitblazen van de lamp omdat de dag is aangebroken. (Tagore)

 

De overlap in betekenis is: ‘zorgen dat iets niet meer brandt’. Bij blussen gaat het om een groter vuur dan bij doven. Er is dan water nodig of ander blusmateriaal. Een branddeken heet daarom geen ‘doofdeken’ maar een blusdeken. Bij doven gaat het eerder om een vlammetje of kleine vlammetjes. Blussen kan trouwens ook figuurlijk worden gebruikt: Staat je mond in brand na te veel sambal, blus dan niet met koud bier maar met thee. Bij doven lijkt de figuurlijke betekenis minder vaak voor te komen, Maar toch kunnen we best zeggen: Na de eerste bevlogenheid doofde het enthousiasme al vrij snel.

 

Is er een zinspaar te bedenken met betekenisverschil? Ja.

 

  • De brandweer blust het vuur.
  • De brandweer dooft het vuur.

 

Bij blussen denk je eerder aan een uitslaande brand, en bij doven eerder aan bijvoorbeeld een veenbrand.

 

Tot slot nog een aardig weetje voor de liefhebber. Het woord blussen komt van ‘belessen’, en dat ‘lessen’ gebruiken wij nog bij ‘dorst’. Ja, dorst kan ‘branden’, maar honger is soms lawaaiig. En daar houdt onze taal rekening mee. Want wij stillen onze honger.