ordelijk         

geordend (tegenover ‘slordig’), netjes, rustig

  • Een ordelijk huishouden draagt ook bij aan welzijn en gezondheid.
  • De protestmarsen kenden een ordelijk verloop.

 

ordentelijk   

zoals het behoort, fatsoenlijk; behoorlijk, redelijk

  • Nou, dit noem ik geen schikking waarin je ordentelijk afscheid van elkaar neemt.
  • Ik had daar indertijd een heel ordentelijk inkomen.

 

Bij ordelijk gaat het om de betekenisaspecten ‘georganiseerd’, ‘rustig’, ‘regelmatig’. In de betekenis van ordentelijk ziet ook iets normatiefs: naar behoren, zoals je mag verwachten.

 

De betekenissen zijn redelijk duidelijk te onderscheiden. Maar toch is het goed te begrijpen dat er soms enige vervaging optreedt. Hoe vat u ordentelijk op in de volgende zin?

 

  • De burgemeester zei dat er geen ongeregeldheden waren geweest en dat alles ordentelijk was verlopen.

 

Hier kun je ordentelijk opvatten als synoniem met ‘geen ongeregeldheden’, dus als ordelijk. Maar dan is de burgemeester wel wat wijdlopig. Dan toch ordentelijk in de betekenis ‘zoals het behoort te zijn’? Immers, als iets ‘volgens de orde’, dus ordelijk is, dan is het ook zoals het behoort te zijn, dus ordentelijk. Duidelijker is gelukkig de volgende uitspraak:

 

  • Het debat mag dan wel ordelijk zijn verlopen, maar ik vond toch dat de deelnemers niet ordentelijk met elkaar omgingen.