Er is geen verschil in betekenis, maar héél soms wel een miniem verschil in gebruikswaarde.
 
realiteit                      
wat feitelijk, echt bestaat 
Een goed politicus moet oog hebben voor de realiteit.
 
werkelijkheid                       
wat echt, feitelijk bestaat 
Hij leeft helemaal in zijn eigen wereld en heeft geen oog voor de werkelijkheid.
 
In deze voorbeeldzinnen kunnen de woorden zonder bezwaar worden verwisseld. Maar héél soms is er een nauwelijks te verwoorden verschil, een verschil dat al even subtiel is als het verschil tussen ‘echt’ en ‘feitelijk’. Feitelijk staat tegenover ‘niet-feitelijk’ en roept eerder het aspect ‘daadwerkelijk’ op. De realiteit is meer feitelijk dan echt, en staat eerder tegenover ‘illusie’. Echt staat tegenover ‘onecht’ en roept eerder het aspect ‘wezenlijk’ op. De werkelijkheid is meer echt dan feitelijk, en staat eerder tegenover ‘droom, fantasie, fictie, schijn’. Maar u hebt beslist een goed taalgevoel wanneer u geen onderscheid ziet. En u kunt ook naar het Engels verwijzen dat genoeg heeft aan reality voor realiteit én werkelijkheid.
 
Misschien helpt nog het verschil tussen irreëel en onwerkelijk. ‘Irreëel’ betekent vooral: niet gebaseerd op feiten zoals in irreële verwachtingen. Die verwachtingen hebben betrekking op een (niet voorstelbare) realiteit. ‘Onwerkelijk’ betekent vooral: alsof het niet echt bestaat. Zo onwerkelijk nog, deze gouden medaille! Dit gaat over een werkelijkheid waaraan de medaillewinnaar nog moet wennen.