Er is een betekenisverschil.

 

reizen

op reis zijn (reisde, heeft en is gereisd)
Ik vrees dat door de ov-chipkaart de reisprijzen sterk zullen stijgen.

 

rijzen

stijgen, omhooggaan (rees, is gerezen)
Sterker nog, ik denk dat de reiskosten de pan uit zullen rijzen.

 

De variatie ei-ij kent meer woordparen. Voor andere struikelblokken kijkt u bij bereiden / berijden.