Er is een klein betekenisverschil.

 

immers

reden, argument (dat weet je toch)
Komt Piet nog? Nee, hij is immers ziek. Had ik toch verteld?

 

namelijk

reden, argument (te weten)
Komt Piet nog? Nee, hij is namelijk ziek. Ik kreeg zojuist een telefoontje.

 

Beide woorden geven een reden of argument. Het verschil zit in de veronderstelde kennis bij de lezer. Immers betekent immers / namelijk dat de schrijver ervan uitgaat dat het vermelde feit bekend is bij de lezer; bij namelijk is dat niet zo. Moet in de vorige zin nu immers of namelijk staan? Het moet immers zijn, omdat het direct daarboven is uitgelegd. Het woordje immers kan vaak vervangen worden door toch. Maar dit verraadt wel enig ongeduld van de schrijver die vindt dat de lezer toch echt even niet goed heeft opgelet.