Er is verschil in betekenis, en verschil in combinatiemogelijkheden.

 

hebben

activiteit (met lijdend voorwerp)

1a De afgelopen dagen heb ik uitbundig geleefd.
1b Deze film heeft mij diep getroffen.

 

zijn

situatie (zonder lijdend voorwerp)
2a De afgelopen dagen ben ik alleen maar geleefd.
2b Ik ben diep getroffen door deze film.

 

De werkwoorden hebben en zijn doen onder meer dienst als hulpwerkwoord bij de vervoeging van andere werkwoorden: Ik heb gelopen en Ik ben daar geweest.


Wanneer is het hebben, wanneer zijn, en waarom? De vraag lijkt een beetje op de suiker-en-zoutvraag: wanneer is het de en wanneer het? Het gebruik is niet goed te beschrijven. Wel zijn er een paar 'regels':

  1. Gebruik hebben bij een activiteit, zoals in 1a.
  2. Gebruik zijn bij een situatie, zoals in 2a.
  3. Gebruik hebben als er een lijdend voorwerp staat, zoals mij in 1b.
  4. Gebruik zijn als er geen lijdend voorwerp staat, zoals in 2b.

 

Het belangrijkst is het verschil tussen 'activiteit' en 'situatie'.

De volgende zinnen bevatten beide een lijdend voorwerp (hem), maar er is verschil in 'activiteit':

  • Ik heb hem ontmoet.
  • Ik ben hem tegengekomen.

 

De regels geven helaas lang niet altijd voldoende houvast. Neem de werkwoorden (ergens mee) ophouden of beginnen. In beide gevallen gaat het om een activiteit zonder lijdend voorwerp. Als de criteria botsen, wint zijn het steeds vaker van hebben: Het is opgehouden / begonnen met regenen.

 

Iets soortgelijks zien we ook bij Dat is mij bevallen of De lijm is losgelaten. De werkwoorden geven een activiteit weer, dus hebben. Maar er is geen lijdend voorwerp, dus zijn. En als de criteria botsen, wordt het zijn.

 

Het omgekeerde doet zich ook voor: wel een lijdend voorwerp en geen activiteit: Ik heb / ben het verleerd. Ook hier bestaat nu een voorkeur voor zijn: Ik ben het verleerd.

 

Soms zijn beide vormen goed: werkwoorden als moeten, mogen en willen gaan met hebben. Maar als er nog een werkwoord achter komt dat met zijn gaat, is die vorm ook goed: Hij heeft / is moeten blijven.

 

Soms is er betekenisverschil, zoals in Hij heeft uitgeslapen (verwijzing naar een bezigheid) en Hij is uitgeslapen (verwijzing naar een karaktereigenschap of een situatie). Voor een uitgebreide uitleg: ik heb vergeten / ik ben vergeten. Een speciaal probleem vormen de werkwoorden van beweging; kijkt u daarvoor bij ik heb gereden / ik ben gereden.