21. Hoe schrijf je 'padde(n)stoel'?
Het woord paddenstoel krijgt een tussen-n. De hoofdregel luidt:
> Schrijf in een samenstelling -(e)n na een zelfstandig naamwoord met een meervoud op -(e)n.
Het woord pad is een zelfstandig naamwoord met een meervoud op -en: één pad - twee padden, dus paddenstoel.
De hoofdregel is eenvoudig en dekt het overgrote deel van de gevallen. Enkele voorbeelden: boerendochter, kerkenraad, pannenkoek, zielenrust.
Er zijn nog extra regels, onder andere voor woorden op -e (zieke, akte): ziekenhuis, maar aktetas. En er zijn uitzonderingen, zoals maneschijn en Koninginnedag.
De hoofdregel geldt voor samenstellingen, maar er zijn ook woorden waarbij we niet zo snel denken aan een samenstelling omdat een van de delen niet meer herkenbaar is, bijvoorbeeld apekool en zenegroen. Een n in deze versteende samenstellingen zou vreemd staan. Helaas is het heel lastig om een definitie van versteende samenstelling te geven. Is in padde(n)stoel die pad, die kikker, nu wel of niet herkenbaar? Ja, zeggen de spellingregelaars.
Het woord padde(n)stoel laat ook zien dat er nogal wat gesleuteld is aan de regeling voor de tussen-n. Voor 1900 was het paddestoel. In de eerste helft van de vorige eeuw was het paddenstoel. In de tweede helft van de vorige eeuw werd het weer paddestoel, en nu is het paddenstoel. De regels voor de tussen-n vormen het beste bewijs dat onze spelling niet tot in alle details bevredigend kan worden geregeld.
Zie voor meer informatie de Schrijfwijzer, paragraaf 8.9.1. In het pamflet Geef de spelling wat speling staat een vuistregel met een eenvoudigere regeling voor de tussen-n. Maar houd wel voldoende energie over voor wat er werkelijk toe doet: de kwaliteit van uw tekst.