ervan afvallen/ervan af vallen
‘er’, ‘hier’, ‘daar’, ‘waar’ + voorzetsel + werkwoord
Of je ‘er’ (hier, daar, waar) + voorzetsel + werkwoord aan elkaar schrijft of niet, is best ingewikkeld. Zie hiervoor de Schrijfwijzer Online. Je kunt wel de volgende analyse toepassen.
- Hoort het voorzetsel bij het werkwoord? Schrijf het er dan aan vast. (afvallen = gewicht verliezen; ik ben ervan afgevallen)
- Hoort het voorzetsel niet bij het werkwoord? Schrijf het dan niet aan het werkwoord vast. (vallen van iets af; van iets af vallen; ergens vanaf vallen)
Vergelijkbare voorbeelden
- Ik heb ernaartoe gewerkt. (werken naar iets toe – ernaartoe werken)
- Hij praatte eromheen. (praten om iets heen – ergens omheen praten)
- Daarop word je echt niet afgerekend. (afrekenen op – ergens op afrekenen)
- Ik reken erop dat je erbij bent. (rekenen op iets – erop rekenen)
- Hij is van de trampoline af gevallen. (vallen van iets af – ervanaf vallen)
- Je kunt ervanuit gaan dat je geslaagd bent. (uitgaan van iets – ervan uitgaan)
Lees de toelichting in Schrijfwijzer online
paragraaf 8.3.5, regel 24 en 25
Volg Jan Renkema op Twitter

Het verschil tussen transparantie en openheid is het verschil tussen wantrouwen en vertrouwen.

En nu maar hopen dat dit een grap is:
"Bij ons op school zijn onverwachte overhoringen verboden, want dat belemmert… https://t.co/X7raCj00Pz

Nee, wij willen geen hekken rond Europa, wij pleiten voor een stationaire infrastructuur.