ervan afvallen/ervan af vallen
‘er’, ‘hier’, ‘daar’, ‘waar’ + voorzetsel + werkwoord
Of je ‘er’ (hier, daar, waar) + voorzetsel + werkwoord aan elkaar schrijft of niet, is best ingewikkeld. Zie hiervoor de Schrijfwijzer Online. Je kunt wel de volgende analyse toepassen.
- Hoort het voorzetsel bij het werkwoord? Schrijf het er dan aan vast. (afvallen = gewicht verliezen; ik ben ervan afgevallen)
- Hoort het voorzetsel niet bij het werkwoord? Schrijf het dan niet aan het werkwoord vast. (vallen van iets af; van iets af vallen; ergens vanaf vallen)
Vergelijkbare voorbeelden
- Ik heb ernaartoe gewerkt. (werken naar iets toe – ernaartoe werken)
- Hij praatte eromheen. (praten om iets heen – ergens omheen praten)
- Daarop word je echt niet afgerekend. (afrekenen op – ergens op afrekenen)
- Ik reken erop dat je erbij bent. (rekenen op iets – erop rekenen)
- Hij is van de trampoline af gevallen. (vallen van iets af – ervanaf vallen)
- Je kunt ervanuit gaan dat je geslaagd bent. (uitgaan van iets – ervan uitgaan)
Over Jan Renkema
Jan Renkema (1948) is emeritus hoogleraar tekstkwaliteit aan de Universiteit van Tilburg. Hij studeerde algemene taalwetenschap aan de Vrije Universiteit van Amsterdam en promoveerde in 1981 op ‘De Taal van Den Haag’. Hij was onder andere taalkundig adviseur bij de Tweede Kamer (1975-1978), buitengewoon hoogleraar cultuurwetenschappen aan de Open Universiteit (1986-1989) en bijzonder hoogleraar taalverzorging (1999-2004).
Lees verder >

