Ik kan er geen harde regel voor vinden. Een mogelijkheid is dat ‘moederland’ een meer emotionele verwijzing is, terwijl ‘vaderland’ een patriottische bijklank heeft. Zo strijd je misschien voor je vaderland, maar heb je heimwee naar je moederland. Klinkt logisch. Maar waarom hebben we dan bijvoorbeeld wel ‘moeder-’, ‘dochter-’ en zelfs ‘grootmoederondernemingen’ en geen mannelijke varianten daarvan?

 

Via Onze Taal vind ik een eenvoudiger onderscheid: ‘moederland’ blijkt ook specifiek te wijzen op een land dat koloniën heeft. Dat verklaart de samenstellingen met ‘onderneming’. De dochterondernemingen zijn immers ook een soort ‘koloniën’ (kinderen) van het moederbedrijf. Bij vaderland is er daarentegen geen sprake van dergelijke overzeese bezittingen.

 

Goed, nog een vader-moedertypering dan. Wat dacht je van ‘Vadertje Tijd’ en ‘Moeder Natuur’? Deze laatste impliceert wederom een soort kroost, een zeker vruchtbaarheidsgehalte. Maar waarom dan Vadertje Tijd? Wellicht juist door ontbreken van emotie in het concept tijd; het is immers een vaststaand, standvastig iets, geen beïnvloedbaar element. Of dit onderscheid in emotie houdbaar blijft in onze emanciperende samenleving? De tijd zal het leren.