Het is niet de eerste keer dat ik zo’n gesprek heb.
`Hallo, met de buurvrouw van x. Met wie spreek ik?’ vraag ik in zijn mobiel.
`Hallo, met y van instantie z.’
`Wat is er aan de hand?’ vraag ik zo neutraal mogelijk.
‘Ja, dat weet ik niet. Meneer vertelt mij van alles, maar ik weet niet wat hij zegt.’ Antwoordt mevrouw y.
‘Okay, ogenblikje.’
Ik laat de mobiel in mijn hand zakken.
‘Wat is er aan de hand?’ vraag ik de buurman.
`Ik wil graag een afspraak maken.’
‘Is dat alles?’
Hij knikt.
‘Hij wil een afspraak maken’, zeg ik.
‘Wat is zijn geboortedatum?’
Die kan ik ondertussen dromen.
‘Wat is zijn naam?’
Oh, krijgen we dat weer, denk ik.
Ik zeg zijn naam
en spel zijn naam voordat ze de kans krijgt ‘Hoe schrijf je dat?’ te zeggen.
Want oh, oh, oh, wat is een buitenlands klinkende naam moeilijk.
Als de afspraak in een vloek en een zucht gemaakt is,
kan ik me van ergernis niet langer inhouden.
‘Mevrouw, wat zei ik nu eigenlijk anders, dan mijn buurman aan de telefoon?’
`Dat weet ik niet’, antwoordt de dame.
‘Waarom kon u hem dan niet verstaan?’
Het blijft stil aan de andere kant van de telefoon.
‘Hij spreekt uitstekend Nederlands met een accent,
en ik versta hem prima.
U begrijpt er niets van, zegt u.
Maar ik herhaal gewoon wat hij tegen mij zegt
en dan verstaat u het wel. Hoe kan dat nou?’
De mevrouw aan de andere kant van de telefoon reageert niet op mijn vraag.
Ik denk dat ze me niet heeft verstaan.