Er is overlap in betekenis, en elk woord heeft ook nog een eigen betekenis.

 

degelijk     

goed, solide, betrouwbaar; eerder ‘materieel’

  • Dit is een heel degelijk kookboek, je kunt er bijna elk traditioneel gerecht in vinden.
  • Is onderzoek naar covid-19 minder degelijk dan ander medisch onderzoek?

 

gedegen     

goed, grondig, vakkundig; eerder ‘verstandelijk’

  • Dit is een heel gedegen kookboek, ik heb alleen wat detailkritiek.
  • Gedegen voorbereiding is de sleutel tot succes.

 

De woorden delen de betekenis ‘van goede kwaliteit’. Maar er lijkt een klein verschil in gebruik dat doet denken aan het onderscheid ‘materie-geest’. Bij degelijk gaat het eerder om een object, bijvoorbeeld een plan. En bij gedegen gaat het eerder om een verstandelijke activiteit, bijvoorbeeld de voorbereiding op dat plan. Uit de voorbeeldzinnen blijkt dat een kookboek degelijk en gedegen kan zijn. Bij degelijk gaat het misschien iets meer om ‘goed opgebouwd’. We spreken ook over degelijk gebouwde huizen en niet van gedegen gebouwde huizen. Bij gedegen komt misschien iets meer de associatie ‘diepgaand’.

 

Het woord degelijk kent ook de verwante betekenis ‘betrouwbaar’ zoals in: Dat zijn degelijke mensen. Nee, niet gedegen mensen. Dat zou iets oproepen van ‘grondig’ of ‘diepgaand’. Dichtbij degelijk komt het woord deugdelijk, maar dan ligt het accent op de goede eigenschappen, op de deugden zelf: Dit is een deugdelijk boek, en geen pulpfictie. Het woord gedegen kent ook nog een heel andere betekenis in de metallurgie, de bereiding van metalen uit ertsen. Daar betekent het ‘zuiver’. Wij kennen deze betekenis voornamelijk in de combinatie gedegen goud.

 

Het woord degelijk kan in combinatie met wel ook als versterking worden gebruikt. Vanuit de betekenis ‘betrouwbaar’ is dat goed voorstelbaar: iets is dan ‘écht betrouwbaar’: Het is echt waar: die windturbines zorgen wel degelijk voor geluidsoverlast. Ook in het betekenisveld van gedegen bestaat een versterkend woord voor ‘grondig’, ‘diepgaand’ of ‘in hoge mate’. Dan gebruik je terdege, zoals in: Ik ben mij terdege bewust van de risico’s die ik neem.

 

Degelijk? Gedegen? Waar komen deze woorden vandaan? De volgende alinea’s met achtergrondinformatie kunt u ook overslaan. Maar de vermelde historische feiten zijn wel degelijk interessant, hoewel ik me terdege bewust ben van een aantal onzekerheden.

 

De etymologiewoordenboeken leren ons dat in deze woorden een reeds overleden werkwoord ‘dijen’ zit, dat ‘groeien’ betekent. Wij kennen dit werkwoord nog in ‘gedijen’ als ‘voorspoedig groeien’. Met als zeldzaam voorkomend voltooid deelwoord ‘gedijd’: Deze planten hebben hier in de schaduw niet goed gedijd. Maar waarom dan gedegen? Vroeger had ‘gedijen’ een sterk voltooid deelwoord, met klinkerverandering. Toen was het niet gedijd, maar gedegen, net zoals ‘gewoven’ dat verdrongen is door ‘gewuifd’. Het woord degelijk is geen werkwoordsvorm, maar hierin zit het woord ‘deeg’ in de verloren betekenis van ‘iets goeds’, dus iets dat al een tijdje ‘gedijt’. Maar hoe zit het dan met het woord gedegen in die heel andere betekenis van ‘zuiver’? Het woord in deze betekenis komt van een ander overleden werkwoord ‘diën’ voor ‘kneden van klei of deeg’ (dat andere ‘deeg’!) of ‘iets doen stollen’. Mooi, zo is die vreemde andere betekenis van gedegen ook ietwat verhelderd.

 

En nu maar hopen dat etymologen mij niet gaan beschuldigen van ondeugdelijk informatie, want ik heb mij gebaseerd op degelijke studies omdat ik graag een gedegen uitleg wilde geven.