Er is een betekenisverschil.

 

Bewegingswerkwoorden, zoals rijden, fietsen en lopen, kunnen de handeling aangeven, maar ook de richting van de beweging. Als het om de handeling gaat, het resultaat of de ontstane situatie, gebruiken we hebben. Als het om de richting gaat, gebruiken we zijn:

  • Wij hebben drie uur gereden. (handeling, resultaat)
  • Wij zijn naar Amsterdam gereden. (richting)
  • Op mijn vijfde levensjaar had ik al tien keer gevlogen. (situatie)
  • Wij zijn naar New York gevlogen. (richting)

 

In een enkel geval gaat het onderscheid handeling-richting niet helemaal op. Neem het bewegingswerkwoord passeren:

  • Ik heb hem gepasseerd met een snelheid van 128 km per uur. (handeling)
  • Hij is de zestig al ruimschoots gepasseerd. (richting zeventig?) 

 

Bij een handeling hoort hebben, maar als het niet duidelijk om een handeling gaat, heeft zijn de voorkeur. Het werkwoord zijn wordt dus niet alleen voor richting gebruikt. Vergelijk ook:

  • Men heeft hem gepasseerd voor die baan. (handeling)
  • Wat hier niet allemaal is gepasseerd! (geen handeling, maar ook geen richting)

 

Voor de echte fijnproevers: dit is ook zo bij de revue passeren:

  • Al deze punten hebben de revue gepasseerd. (handeling: zijn onderwerp van bespreking geweest)
  • Al deze punten zijn de revue gepasseerd. (hebben we nu gehad)

 

Er zijn meer voorbeelden waarin het gebruik van hebben of zijn tot een betekenisverschil leidt, zoals in Hij heeft uitgeslapen (verwijzing naar een bezigheid) en Hij is uitgeslapen (verwijzing naar een karaktereigenschap of een situatie). Voor een uitgebreide uitleg: ik heb vergeten / ik ben vergeten. Een meer algemene uitleg vindt u bij ik heb gelopen / ik ben geweest.