Een bijzin is een 'deelzin' die afhankelijk is van een hoofdzin. Een voorbeeld: Jan zei dat hij ziek was. Het gedeelte 'Jan zei' is de hoofdzin, het gedeelte 'dat hij ziek was' is de bijzin. In een bijzin staat, in tegenstelling tot in een hoofdzin, altijd een zinsdeel tussen het onderwerp en de persoonsvorm. (Een uitzondering vormen de ingebedde citaten: Jan zei "Ik ben ziek.")