In een zin in de bedrijvende of actieve vorm ligt het accent op degene die iets doet. In een bedrijvende zin is het onderwerp vaak een handelende persoon. Een zin in de bedrijvende vorm is het tegenovergestelde van een zin in de passieve of lijdende vorm. Vergelijk:

1. De secretaresse corrigeerde de fout.

2. De fout werd door de secretaresse gecorrigeerd.

 

Zin 1 is een actieve zin, zin 2 is een passieve zin.